“Als hoofdconciërge op de BSG zie ik leerlingen in alle soorten en maten. Niet alleen groepen kinderen die een beetje op elkaar lijken, maar ook individuen met een uitgesproken eigen stijl. Het mooie is dat iedereen op de BSG zichzelf kan zijn en zijn plek kan vinden.
De afstand tussen leerlingen en docenten is klein. Leerlingen krijgen de gelegenheid om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Bij mentoren, afdelingsleiders en conciërges staat de deur in principe altijd open als leerlingen iets willen bespreken of regelen. De onderlinge omgang is prettig en persoonlijk. Als conciërge zie ik vooral hoe groepen leerlingen zich buiten de lessen gedragen. Meestal gaat dat prima, maar als ik denk dat iets niet helemaal goed gaat meld ik dat bij de mentor. Signalen van pestgedrag worden altijd serieus genomen. Gelukkig komt het bijna nooit voor. Over het algemeen zijn de leerlingen van de BSG beschaafd, opgewekt en goed gebekt. Ik maak als conciërge iedere dag wel iets onverwacht leuks mee. Soms is dat met een collega, maar meestal zijn het toch de leerlingen die voor deze momenten zorgen.”